In de schuur bij de woning van een 54-jarige coffeeshophouder trof de politie in april vorig jaar na een anonieme melding een hoeveelheid hennep en hasjies aan. Volgens het OM moet dit worden gezien als een externe handelsvoorraad van de coffeehop. De officier van justitie eiste een schuldigverklaring zonder straf (rechterlijk pardon). Raadsman Tjalling van der Goot bepleitte primair vrijspraak omdat de hoeveelheid er – naar achteraf gebleken is – door een van de medewerkers van de shop is neergelegd terwijl cliënt twee weken in het buitenland was voor vakantie. Volgens de verdediging kan opzet op de aanwezigheid van de softdrugs niet bewezen worden.
Klik hier voor een artikel over de zitting op de website van de Leeuwarder Courant. Hieronder volgt de tekst van het stuk.
“Op de zitting ging het vooral over het paradoxale Nederlandse softdrugsbeleid. Al vijftig jaar lang mogen coffeeshophouders aan de voordeur drugs verkopen, terwijl ze het aan de achterdeur niet mogen telen en inkopen. En ze mogen niet meer dan 500 gram softdrugs aan handelsvoorraad in huis hebben, ondanks dat ze in de praktijk eigenlijk altijd meer omzetten.
De coffeeshophouder had op 18 april vorig jaar veel teveel drugs opgeslagen in de schuur bij zijn huis. Op die dag stond de politie bij hem op de stoep, naar aanleiding van een melding bij Meld Misdaad Anoniem (MMA). De anonieme melder bleek goed op de hoogte: op de zolderruimte boven de schuur vond de politie ruim 6200 gram hasj, 2775 gram wiet en meer dan 29.000 voorgerolde joints, veel meer dan de wettelijk toegestane handelsvoorraad.
De coffeeshophouder verklaarde destijds – en op de zitting – dat hij niet wist dat er zo’n grote voorraad aan softdrugs bij hem thuis lag. Hij was net terug van twee weken vakantie, iemand van het personeel zou verantwoordelijk zijn geweest voor de inkoop van de drugs. Een naam wilde hij niet noemen. ,,Het is mijn verantwoordelijkheid”, zei de verdachte.
In het verleden hebben rechters regelmatig uitspraken gedaan waarin de handelingen – teveel voorraad - strafbaar worden gesteld, maar waarbij geen straffen worden opgelegd aan de coffeeshophouders, het zogenoemde rechterlijk pardon. Dat was ook wat de officier van justitie aan de rechtbank voorstelde om in deze zaak te doen.
Omdat de verdachte zijn coffeeshop in Heerenveen al meer dan 20 jaar op verantwoorde wijze runt en hij nooit structureel een te grote voorraad heeft gehad, legde de officier uit. Volgens advocaat Tjalling van der Goot zou zijn cliënt sowieso al vrijgesproken moeten worden. De politie had de MMA-melding moeten verifiëren, wat volgens Van der Goot niet was gebeurd, en er was bij zijn cliënt geen sprake van opzet.
Uitspraak: 11 november.”