We zien het steeds vaker. Verdachten met psychische stoornissen en/of problemen die voor de strafrechter komen. Afgelopen week opnieuw.
Een 19-jarige man werd verweten in juni vorig jaar voormalige hulpverleners van sociaal werk- en welzijnsorganisatie Amaryllus in Leeuwarden te hebben bedreigd. Volgens onze cliënt hadden medewerkers hem heimelijk gefilmd. Ook mocht hij het pand van Amaryllus niet meer betreden. Dat maakte hem boos. Hij belde de balie en had onder andere ‘ik maak ze dood’ geroepen over zijn voormalige hulpverleners.
Cliënt bekende dit feit maar verklaarde geenszins de bedoeling te hebben gehad de daad bij het woord te voegen.
Raadsman Ralph Titahena betoogde dat voor een strafbare bedreiging moet komen vast te staan dat bij de bedreigden de vrees kon ontstaan dat ze daadwerkelijk om het leven konden worden gebracht. Volgens de verdediging waren de woorden uitingen van frustratie, de hulpverleners wisten dat. Voor het geval de rechter wel bewijs voor bedreiging aanwezig zou achten, benadrukte hij dat cliënt leed en lijdt aan schizofrenie en die dag mogelijk zijn medicijnen niet ingenomen. In dat geval zouden de feiten aan cliënt minder kunnen worden toegerekend. Hij bepleitte een schuldigverklaring zonder straf dan wel een geheel voorwaardelijke geldboete.
De rechter vond voldoende duidelijk dat bij de slachtoffers – die de verdachte goed kenden – juist wel de redelijke vrees kon ontstaan dat hij, gedreven door waandenkbeelden, de daad bij het woord zou voegen. Tegelijkertijd constateerde ze dat het sinds dit incident rustig was gebleven. Zij ging er in haar beoordeling vanuit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en legde een geheel voorwaardelijke geldboete op van € 500,-.
@LC