Nieuws

  • 12
    dec
    2025

    Onderzoek wijst uit: eerst naar de cel, dan pas naar de rechter

    Penitentiaire inrichtingen zitten overvol. Opvallend is dat bijna de helft van de gedetineerden nog niet veroordeeld is. Bovendien gaat het meestal niet om heel zware misdrijven. Bijna de helft zit vast op verdenking van feiten zonder geweld. In De Groene deze week is een stuk gepubliceerd waarin de praktijk van voorlopige hechtenis is ons land kritisch wordt bekeken. De strekking is dat voorlopige hechtenis te vaak en te gemakkelijk door rechtsr wordt opgelegd. Een praktijk waar wij als advocaten herkennen, dagelijks mee te maken hebben en die vaak frustreert. Diverse advocaten van ons kantoor hebben medewerking verleend aan dit onderzoek dat door Investico, NOS op 3 en De Groene Amsterdammer is uitgevoerd.

     

    Klik hier voor het volledige artikel.

     

    Nederland is Europees gezien koploper is het toepassen van voorlopige hechtenis, de detentie voordat de strafzaak inhoudelijk wordt behandeld door de rechter. Het percentage gedetineerden dat zonder veroordeling vastzit is de laatste vier jaar zelfs gestaag toegenomen. Jaarlijks blijken zo’n 1500 mensen, ruim 10 procent van de voorlopig gehechten, achteraf onschuldig in de cel te hebben gezeten. Zij worden na een periode van voorlopige hechtenis uiteindelijk vrijgesproken. De staat betaalt hen jaarlijks zo’n zeven miljoen euro aan schadevergoedingen uit. Hoe kan het dat rechters zo gemakkelijk verdachten in voorlopige hechtenis plaatsen?

     

    Uit het onderzoek blijkt dat rechters vrijwel niet afwijken van een vordering van het Openbaar Ministerie om een verdachte voorlopige gehecht te krijgen. Rechter-commissarissen – die een paar dagen na een aanhouding moet beslissen of een verdachte in bewaring gesteld wordt voor een periode van 14 dagen – moeten beslissingen nemen onder tijdsdruk. “We krijgen dan een kwartier leestijd en een half uurtje om de inhoud van het dossier met de verdachte te bespreken”, zegt een rechter. “Vaak is het politieonderzoek nog in volle gang. We nemen dus heel snel een belangrijke beslissing terwijl we slechts beperkte informatie hebben.” Geregeld zijn de dossiers, soms honderden pagina’s dik, pas op de dag van de beslissing beschikbaar. En dit voor vijf tot negen zaken op een dag. ‘Het is dan scannen als een gek’, zegt een andere rechter.

     

    Niet een toonbeeld van zorgvuldige en afgewogen beslissingen.

     

    Uit opgevraagde cijfers blijkt dat de rechter in 94% van de zaken het verzoek van het OM volgt om een verdachte alvast vast te zetten. Het OM bepaalt dus in grote mate of een verdachte vast blijft of wordt heengezonden.

     

    Uit het onderzoek komt ook naar voren dat rechters de wettelijke gronden voor voorlopige hechtenis oprekken. Als voorbeeld wordt het criterium van de ‘ernstig geschokte rechtsorde’ genoemd. In theorie gaat dit alleen op voor de allerzwaarste delicten, met een celstraf van twaalf jaar of meer. Toch wordt deze maatstaf ook toegepast bij vechtpartijen, uitgaansgeweld en bolletjesslikkers.

     

    Ook het gevaar voor herhaling is een grond voor voorlopige hechtenis. Rechters kijken daarbij onder meer naar een toets die door de Reclassering wordt gehanteerd maar waarvan in wetenschappelijke onderzoeken is vastgesteld dat deze behoorlijk foutgevoelig is. Ook worden voor de invulling van het gevaar voor herhaling doelredeneringen gebruikt. “Soms is zelfs de simpele verdenking van een bepaald feit voor rechters voldoende om te vrezen voor herhaling. (…) De mishandeling was een ‘disproportionele reactie’ op ‘een geringe aanleiding’ en daarom moet voor herhaling worden gevreesd. Een soortgelijk argument geldt ook voor ‘lucratieve’ criminaliteit. ‘Er zijn rechters die zeggen: als je bij een criminele organisatie zat, ben je afhankelijk geworden en dus doe je het automatisch weer’, legt een rechter uit. Ook bij drugszaken is vaak het argument dat de handel in drugs zo lucratief is dat de verdachte als die op vrije voeten komt wel door móet gaan.”

     

    Voorarrest heeft ook gevolgen voor de latere door de rechter op de leggen straf. ‘Vrije voeters’ worden milder gestraft en rechters erkennen soms een zwaardere straf – bijvoorbeeld een straf gelijk aan de duur van het voorarrest - op te leggen aan voorlopig gehechten dan ze eigenlijk passend vinden. En daardoor zetten officieren voorlopige hechtenis in om te voorkomen dat verdachten een lagere straf krijgen. Zo ontstaat een cultuur van ‘voorbestraffing’.

     

    Hoewel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens Nederland op de vingers heeft getikt en heeft geoordeeld dat Nederland het Verdrag voor de Rechten van de Mens schond door verdachten vast te houden zonder dat rechters goed konden uitleggen waarom. En sindsdien is er te weinig veranderd, concludeerde het College voor de Rechten van de Mens dit najaar.

     

    Voorlopige hechtenis heeft enorme gevolgen. Een lange duur van het voorarrest werkt zelfs recidive verhogend. Verlies van relatie, woning en baan staat op het spel. Bovendien kunnen voorlopig gehechten een strafzaak met hun advocaat veel minder goed voorbereiden dan ‘vrije voeters’. Wij blijven als advocaten strijden voor toepassing van voorlopige hechtenis als laatste redmiddel en alleen bij uiterste noodzaak. Het wordt tijd dat rechters de knop omzetten en in plaats van ‘vast, tenzij’ beslissen op grond van ‘vrij, tenzij’.