Het gerechtshof in Leeuwarden heeft op 16 oktober jl. een voormalig manager van de GKB Friesland vrijgesproken van oplichting, verduistering en valsheid in geschrifte. In 2010 had de rechtbank in Leeuwarden onze cliënt reeds vrijgesproken. Het openbaar ministerie had tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
Onze cliënt werd verweten dat hij door middel van frauduleuze boekingen binnen het financiële en administratieve systeem van de bank gelden betaalbaar hebben gesteld die niet aan de cliënten van de bank ten goede kwamen maar aan hemzelf.
De rechtbank sprak eerder vrij omdat op geen enkele wijze kon worden vastgesteld dat cliënt gelden van de GKB had weggenomen en ook niet dat hij om dat wegnemen mogelijk te maken valsheid in geschrifte had gepleegd.
In hoger beroep eiste de advocaat-generaal een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Raadsman mr. Evert Kuiters bepleitte andermaal vrijspraak waarbij bijzondere aandacht werd gevraagd voor een door de verbalisant in hoger beroep geproduceerd aanvullend proces-verbaal. Uit de inhoud van dit aanvullende proces-verbaal werd nog duidelijker dan voorheen het geval was dat ook het politieonderzoek zich slechts richtte op cliënt waarbij alternatieve mogelijkheden niet werden onderzocht. In een eerdere fase werd binnen de GKB al een intern onderzoek gedaan waarin uitsluitend werd gefocust op cliënt.
Opmerkelijk is een overweging ten overvloede in de uitspraak, waarin het hof kritiek van de verdediging op de kwaliteit van het politieonderzoek overneemt:
“Hetgeen verbalisant in dit aanvullende proces-verbaal heeft gerelateerd, heeft het hof ten minste verrast. Het hof kan dan ook begrip opbrengen voor de opmerking van de raadsman dat dit proces-verbaal getuigt van stemmingmakerij als ook voor de kwalificatie 'onprofessioneel' die de advocaat-generaal ter terechtzitting van het hof van 11 mei 2012 aan het proces-verbaal heeft gegeven.
Het hof stelt in dit kader voorop dat in het Nederlandse strafproces een belangrijk accent ligt op het voorbereidend onderzoek en de schriftelijke verslaglegging gedurende dit onderzoek. Deelnemers aan een strafproces, alsook de rest van de samenleving, moeten er op kunnen vertrouwen dat processen-verbaal nauwgezet en naar waarheid zijn opgemaakt. Aan ambtsedige processen-verbaal kent de wet bovendien bijzondere bewijskracht toe, waarvan de invloed op de afdoening van strafzaken beslissend kan zijn. De inhoud van een proces-verbaal dient daarom steeds zo zakelijk en neutraal mogelijk te zijn en vrij van persoonlijke opvattingen van de verbalisant die het proces-verbaal opmaakt, zoals bijvoorbeeld in casu over de inhoud van het door de rechtbank gewezen vonnis.
In de onderhavige zaak kan het hof niet uitgaan van de bijzondere betekenis die een proces-verbaal normaliter heeft, nu het aanvullende proces-verbaal van verbalisant doorspekt is van persoonlijke conclusies en dubbelzinnige verwijzingen naar het privéleven van de verdachte.”
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Het openbaar ministerie kan binnen veertien dagen na de uitspraak beroep in cassatie instellen. Of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt is thans niet bekend.
@TjallingvdGoot RT @volkskrant: Zin in een voorschot op het weekend? Lees dan vast de stukken uit het Volkskrant Magazine https://t.co/F4aVu1Rhsh