Een oud-belastingadviseur hoeft geen € 73.000 aan justitie te betalen. De rechtbank in Amsterdam heeft op 4 januari jl. de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Onze cliënt werd eerder veroordeeld door de rechtbank in verband met het onjuist invullen van belastingaangiften. Cliënt is van deze zaak zelf in hoger beroep gegaan omdat hij het met de veroordeling niet eens is. Het hoger beroep in de strafzaak is nog niet behandeld.
De officier van justitie vorderde aanvankelijk ongeveer € 95.000 en stelde dit bedrag ter terechtzitting bij naar ruim € 73.000 in verband met de verrekening van ten onrechte als voordeel aangenomen en door cliënt in rekening gebrachte BTW.
Raadsman Evert Kuiters stelde dat de wet in dergelijke (fiscale) gevallen geen ontneming toestaat. Dit blijkt ook uit de Aanwijzing afpakken van het openbaar ministerie zelf.
De officier van justitie gaf ter terechtzitting aan dat in dit specifieke geval echter wel ontnomen kon worden.
De rechtbank was duidelijk: het standpunt van de officier van justitie is gebaseerd op een extensieve interpretatie, waarvoor de wet geen ruimte biedt. Het OM heeft volgens de rechtbank geen recht om een ontnemingsvordering in te dienen.
De officier van justitie kan binnen 14 dagen tegen de beslissing in hoger beroep gaan.
@TjallingvdGoot #AnkerenAnkerOpleidingen. Na jaren geven we (eindelijk) weer een cursus straf(proces)recht in de stad Groningen. Da… https://t.co/IvciBv3Dhr